Technisch leesstukje
'De boormachine'
Als je dikwijls gaten moet boren in hout, metaal, plastic of in muren, is een elektrische boormachine een nuttig werktuig. De loodgieter, de technicus, de metselaar, de elektricien, de timmerman nemen een boormachine mee, als ze naar hun werk gaan. In de werkplaats liggen verschillende soorten boormachines klaar.
Een boormachine kan meestal op verschillende snelheden draaien. Telkens als je in een materiaal moet boren, controleer je of de snelheid correct geregeld is.
Vóór je een andere boor in de boorkop steekt, trek je de stekker uit het stopcontact.
Op zware boormachines kun je een tweede handgreep vastmaken, zodat je het apparaat met beide handen kunt vasthouden. Dat is interessant wanneer je in hard materiaal (beton) met een dikke boor (meer dan 15 mm) een gat moet boren.
Woordenschat
Nederlands | Frans |
technisch | technique (adj.) |
het stukje | le morceau; le bout; l'article (écrit) |
boren | forer |
als (conj. de sub.) | quand; lorsque; si (conditionnel) |
het gat (plur.= gaten) | le trou |
het hout | le bois (matière) |
het metaal | le métal |
het plastic | le plastique |
elektrisch | électrique |
de boormachine (plur.= boormachines) | la foreuse |
nuttig | utile |
het werktuig | l'outil |
de loodgieter | le plombier |
de technicus (plur.= technici) | le technicien |
de metselaar (plur = metselaars) | le maçon |
de elektricien (plur.= elektriciens) | l'électricien |
de timmerman (plur.= timmerlui) | le menuisier; le charpentier |
meenemen (nam mee; meegenomen) | emporter; emmener |
de werkplaats | l'atelier |
verschillende | différent(e)s; plusieurs |
de soort | la sorte; l'espèce |
klaarliggen (lag [lagen] klaar; klaargelegen) | être prêt; être à disposition |
meestal | la plupart du temps; le plus souvent |
de snelheid (plur.= snelheden) | la vitesse |
op de snelheid van… | à la vitesse de… |
draaien | tourner |
telkens als (conj. de sub.) | chaque fois que |
het materiaal | le matériau |
regelen | régler |
vóór (conj. de sub.) | avant que |
ander | autre |
de boor | le foret |
de boorkop | le mandrin |
steken (stak[en]; gestoken) | introduire; mettre (dans qch.) |
trekken (trok; getrokken) | tirer |
de stekker | la fiche (électrique) |
het stopcontact | la prise (électrique) |
zwaar | lourd |
de handgreep | la poignée |
vastmaken | attacher; fixer |
zodat (conj. de sub.) | de sorte que; de manière à ce que |
het apparaat | l'appareil |
beide | les deux |
de hand | la main |
vasthouden (hield vast; vastgehouden) | tenir; maintenir |
hard | dur |
het beton | le béton |
meer dan | plus de; plus que |
mm = millimeter | millimètre |
de schakelaar | l'interrupteur |
de bek | le bec |
het snoer | le cordon |