1. We wassen
om 7 uur.
2. Hoe laat was je
?
3. Vader scheert
in de badkamer.
4. We moeten
haasten, want we zijn te laat!
5. Sorry, ik vergis
!
6. Mijn zus verveelt
nooit.
7. Maakt u
geen zorgen, mevrouw !
8. Hij heeft altijd een potlood bij
.
9. Mijn zus kamt
voor de spiegel.
10. Ik voel
niet op mijn gemak.
11. Hij vraagt
af hoe laat het is.
12. Sorry, maar ik herinner
uw naam niet meer.
13. We hadden geen geld meer bij
.
14. Maak
geen zorgen, hoor !
15. Wanneer hebben jullie
allemaal vergist ?