Clique sur les mots dans le bon ordre ! N'oublie pas la ponctuation !


1.
dat geen grotere maat ze De verkoopster zegt heeft . 

2.
dat het model me Ze vindt niet goed past .

3.
de buren zijn dat vriendelijke mensen Hij zegt .

4.
zullen verhuizen de buren We hebben gehoord dat volgende maand . 

5.
dat Ik zeg ik wil betalen contant .

6.
hij dat geen kleingeld heeft Hij zegt me jammer .

7.
dat De bediende zegt me naar het andere loket ik moet gaan .

8.
het papiertje moet invullen ik Hij zegt me dat .

9.
een verkeerd nummer ik gedraaid heb dat De dame antwoordt me .

10.
dat al de medische attesten ik Ze zegt mag versturen .




©2021 - LDD-Soft.be