1.
vandaag
Ik denk
hij
dat
komt
.
2.
komt
Ze schrijft
ze
terug
dat
naar België
volgende maand
.
3.
dat
doen
we
ons best
De leraar zegt
moeten
.
4.
nog
was
te vroeg
dat
Hij zei
het
.
5.
we
dat
zouden
ons
moeten
haasten
Hij vindt
.
6.
staat
dat
op
ze
Ze zegt
om 6 uur
.
7.
ze
dat
Ma heeft me gezegd
boodschappen
vanavond
doen
ging
.
8.
gaan
Hij schrijft dat
naar Italië
in de zomer
hij
zal
.
9.
zijn
de hele dag
zal
hij
Ik geloof
dat
afwezig
.
10.
mogen
ze
Hij vraagt
gaan
naar huis
wanneer
.