De eengezinswoning

Eengezinswoning ➼ Woordenschat

A) Hoe heten de verdiepingen in het huis?
Schrijf de letter A, B, C, D in het juiste vakje!

de kelder
de eerste verdieping
de zolder
de begane grond

 

➼ Woordenschat

B) Waar zijn deze kamers in het huis?
Schrijf hun nummer!

de werkkamer
de badkamer
de keuken
de kinderkamer
de woonkamer
de eetkamer
de slaapkamer
het washok

 

➼ Woordenschat

C) JUIST [J] of VERKEERD [V]?
Schrijf de letter "J" of "V" in de vakjes!

Het huis heeft vier verdiepingen.
Dit huis heeft geen tuin.
De woonkamer ligt op de begane grond.
Het huis telt negen kamers.
De slaapkamer ligt naast de keuken.
De familie heeft geen huisdier.
De studeerkamer is erg helder.
De kat ligt op het bed in de slaapkamer.
Er staat een prullenbak op het bureau in de studeerkamer.
Er is een fornuis in de keuken.
Er staan twee machines in het washok.

 

➼ Woordenschat

D) Waar is er … ?

  1. een trap
  2. een ladekast
  3. een schrijftafel
  4. een koelkast
  5. een televisietoestel
  6. een sofa
  7. een stapelbed
  8. een badkuip
  9. een kat
  10. een magnetron
  11. een kleerkast
  12. een bloemenvaas
  13. een wasmachine
  14. een eettafel
  15. een muis
➼ Woordenschat

E) Wat is dit?

  1. pic0
  2. pic1
  3. pic2
  4. pic3
  5. pic4
  6. pic5
  7. pic6
  8. pic7
  9. pic8
  10. pic9
  11. pic10
  12. pic11
  13. pic12
  14. pic13
  15. pic14
  16. pic15
-->➼ Woordenschat

F) Wat is er in ...?

  1. In de staan [een s...] en [een k...].
  2. In de staan [een s...] en [een t...].
  3. In de staan [een b...] en [een l...]. Er staat op de ladekast.
  4. In de staan [een f...] en [een k...].
  5. In de staan [een s...] en [een p...]. Er is ook .
  6. In het staat .
▲ Naar boven
©. ~ LDD-Soft.be