LES AUXILIAIRES DE MODE
Théorie


Généralités

Conjugaison

INDICATIF PRÉSENT

KUNNEN
pouvoir
(capacité/possibilité)

ik
kan

je/jij
kan/kunt

hij/ze/zij/het
kan

we/wij
kunnen

jullie
kunnen

ze/zij
kunnen

u
kan/kunt

MOGEN
pouvoir
(permission)

ik
mag

je/jij
mag

hij/ze/zij/het
mag

we/wij
mogen

jullie
mogen

ze/zij
mogen

u
mag

MOETEN
devoir
(obligation)

ik
moet

je/jij
moet

hij/ze/zij/het
moet

we/wij
moeten

jullie
moeten

ze/zij
moeten

u
moet

WILLEN
vouloir
(volonté/désir)

ik
wil

je/jij
wil/wilt

hij/ze/zij/het
wil

we/wij
willen

jullie
willen

ze/zij
willen

u
wilt
IMPARFAIT / PRÉTÉRIT

KUNNEN
pouvoir
(capacité/possibilité)

ik
kon

je/jij
kon

hij/ze/zij/het
kon

we/wij
konden

jullie
konden

ze/zij
konden

u
kon

MOGEN
pouvoir
(permission)

ik
mocht

je/jij
mocht

hij/ze/zij/het
mocht

we/wij
mochten

jullie
mochten

ze/zij
mochten

u
mocht

MOETEN
devoir
(obligation)

ik
moest

je/jij
moest

hij/ze/zij/het
moest

we/wij
moesten

jullie
moesten

ze/zij
moesten

u
moest

WILLEN
vouloir
(volonté/désir)

ik
wilde/wou

je/jij
wilde/wou

hij/ze/zij/het
wilde/wou

we/wij
wilden/wouden

jullie
wilden/wouden

ze/zij
wilden/wouden

u
wilde/wou
PARTICIPE PASSÉ

KUNNEN
pouvoir
(capacité/possibilité)

gekund

MOGEN
pouvoir
(permission)

(gemoogd)

MOETEN
devoir
(obligation)

gemoeten

WILLEN
vouloir
(volonté/désir)

gewild
Rappel: le participe passé devient un infinitif aux temps composés, lorsqu'il est suivi d'un infinitif sans "te" (règle du double infinitif).
auxiliaire "ZULLEN"

ZULLEN
(futur)

ik
zal + inf.

je/jij
zal + inf.

hij/ze/zij/het
zal + inf.

we/wij
zullen + inf.

jullie
zullen + inf.

ze/zij
zullen + inf.

u
zal + inf.

ZULLEN
(conditionnel)

ik
zou + inf.

je/jij
zou + inf.

hij/ze/zij/het
zou + inf.

we/wij
zouden + inf.

jullie
zouden + inf.

ze/zij
zouden + inf.

u
zou + inf.
Wanneer zal je eens komen?
Hij zou heel graag een tweede taal leren.
© ~ LDD-Soft.be