Solutions
- SERIE 1
- aller = gaan
- acheter = kopen
- aider = helpen
- aimer = houden van
- apprendre = leren
- arriver = aankomen
- avoir = hebben
- boire = drinken
- choisir = kiezen
- collectionner = verzamelen
- SERIE 2
- commencer = beginnen
- connaître = kennen
- couper = knippen
- courir = lopen
- coûter = kosten
- décrire = beschrijven
- devoir = moeten
- dire = zeggen
- donner = geven
- dormir = slapen
- SERIE 3
- écouter = luisteren
- épeler = spellen
- espérer = hopen
- être = zijn
- être assis = zitten
- être couché = liggen
- être debout = staan
- être pendu = hangen
- faire = doen
- cuisiner = koken
- SERIE 4
- gagner = winnen
- habiter = wonen
- jouer = spelen
- laisser = laten
- manger = eten
- parler = spreken
- partir = vertrekken
- payer = betalen
- perdre = verliezen
- porter = dragen
- SERIE 5
- pouvoir(per) = mogen
- pouvoir(cap) = kunnen
- prendre = nemen
- préparer = klaarmaken
- recevoir = krijgen
- regarder = kijken
- rester = blijven
- rire = lachen
- rouler = rijden
- s'appeler = heten
- SERIE 6
- s'arrêter = stoppen
- se laver = zich wassen
- se lever = opstaan
- se peigner = zich kammen
- se promener = wandelen
- se reposer = rusten
- signer = ondertekenen
- souhaiter = wensen
- suivre = volgen
- tenir = houden
- SERIE 7
- travailler = werken
- traverser = oversteken
- trouver = vinden
- vendre = verkopen
- venir = komen
- voir = zien
- vouloir = willen
- tomber = vallen
- oublier = vergeten
- ranger = opruimen